Een boerenleven

Economisch en ook sociaal gezien behoorde ‘t Gelders Eiland in de negentiende eeuw tot de ver achtergebleven gebieden, een soort Derde Wereld in het klein. Door het strategisch belang van de Rijnsplitsing was hier in het verleden voortdurend gevochten en wat er verder nog resteerde, werd dikwijls door overstromingen verwoest. De bevolking leefde generaties lang op de rand van het bestaansminimum en velen zelfs daaronder. Door alle historische documenten uit de eerste helft van de 19e eeuw loopt als een rode draad het spook van de armoede.

Werkgelegenheid
De meerderheid van de bevolking vond een bestaan in de landbouw, voor zover men de gelegenheid kreeg om door werken in zijn levensonderhoud te voorzien. Wie daarin geen emplooi kon vinden, was gedwongen om elders werk te zoeken of te leven van de bedeling. Werkgelegenheid was er nog bij Rijkswaterstaat voor de aanleg en het onderhoud van dijken en kribben, verder nog wat visserij, grind- en zandvervoer en een opkomende expeditiehandel aan de Tolkamer en tenslotte de overheidsdienaren (politie, douane), die voornamelijk van elders kwamen en meestal van protestantse huize waren.

Boerderijen
De meeste boerderijen waren gebouwd op een verhoging, een pol, in een van de vele uiterwaarden, die zo kenmerkend zijn voor dit gebied. Zoals nu nog steeds is te zien in de Ossenwaard en Kijfwaard. De woningen waren te bereiken via een landweg, een karrenspoor, en beslist niet verhard. In de herfst en winter waren ze haast onbegaanbaar. Maar voor de boer maakte dat niet veel uit. Hij liep op klompen en dat was niet zonder reden. Een fiets was in die dagen nog niet bekend. Over grotere afstanden verplaatste hij zich als ruiter op een van zijn paarden of deed dat zittend op een kar. De rijke boeren beschikten over rijpaarden en hadden een sjees of tilbury om zondags naar de kerk te gaan. Ook lag er wel bij elke boerderij een roeiboot op het droge, want wanneer het water in Rijn en Waal hoog werd, liep dikwijls de gehele uiterwaard onder en woonde men op kleine eilandjes.

Water en licht
Elektrisch licht op de boerderijen was er nog niet. Het haalde de krant toen Theodorus Peters aan de Eltenseweg in 1909 een inrichting maakte om zelf stroom op te wekken en water kon verwarmen voor zijn centrale verwarming. Dat wil dus zeggen dat nagenoeg alle mensen nog leefden en werkten bij daglicht. Zomers wat langer, 's winters wat korter. En de duisternis werd verdreven met kaarsen en petroleumlampen. Dit was niet zonder gevaar, want de meeste boerderijen waren met riet gedekt en de gedroogde oogst, hooi en stro, waren brandgevaarlijk. Er is uit de negentiende eeuw dan ook geen boerderij die niet minstens éénmaal is afgebrand. Het water haalde men uit de put of uit de pomp en dit voldeed lang niet altijd aan de eisen die men aan goed drinkwater stelde. De Gezondheidscommissie voor de Liemers keurde in het begin van de 20e eeuw naar aanleiding van de Woningwet 1901 op talrijke plaatsen in de gemeente de pomp of put af.

Tabak
De gewassen die de boer verbouwde bestonden uit rogge, gerst, haver, tarwe, boekweit, bonen, raapzaad, aardappelen, knollen, erwten, meekrap, cichoreiwortel en in deze streken ook veel tabak. Dit laatste geschiedde meestal door keuterboeren, die zich met hun hele gezin hierop specialiseerden. Er was relatief weinig grond voor nodig, alleen de teelt was zeer arbeidsintensief en weergevoelig, maar leverde bij een geslaagde oogst ook goede winsten op.

Zelfvoorzienend leven
Op de meeste boerderijen was men nagenoeg zelfvoorzienend. Er werd brood gebakken en boter gekarnd. De tuin zorgde voor de groenten, de kippen voor de eieren en na de slacht had men voor het gehele jaar gedroogd, gerookt of ingemaakt vlees. Zout, suiker, koffie, olie en dergelijke werden meestal in grote hoeveelheden ingeslagen en opgeborgen in de kelder of in de vliegenkast. Zo werkte de boer en de boerin met knecht en meid de gehele dag. De kinderen gingen naar de dorpsschool en hielpen nog een handje als ze thuiskwamen. En 's avonds na een bord karnemelkse pap met stroop dook men onder de dekens, want het was weer vroeg dag, en sliep men de slaap der rechtvaardigen.



Bronnen: De Waordsman no.3 2006 Heemkundekring Rijnwaarden ‘Boerenleven op het Gelders Eiland in de 19e eeuw’, dr. Ben Janssen

Aan dit project hebben velen  op 't Gelders Eiland meegewerkt en een bijdrage geleverd.

Het project is mede tot stand gekomen dankzij financiering van ‘het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland’ in het kader van Leader. Het ministerie van EL&I is eindverantwoordelijk voor POP2 in Nederland.

Sample clients
Sample clients
Sample clients
Sample clients
Sample clients
Sample clients
 
Terug naar boven